Bij het verzorgingstehuis is hij niet bekend. Niet op de laatste plaats omdat hij er onverzorgd uitzag, maar simpelweg omdat hij nog op zichzelf woont. Er moet een intentie geweest zijn om zijn gezichtsbeharing te cultiveren, echter gaf het resultaat er geen schijn van. Zijn baard bestond uit plukken witgrijs haar, die al jaren terug hun stugheid verloren hadden en nu als een vacht over zijn wangen een weg naar zijn hals zochten. Zijn trui, grove steek, vale kleur was zo wijd geworden dat het leek of er slechts een aantal botten binnenin de functie van tentstok dienden. De vraag rijst of de trui wijder geworden was of de drager gekrompen. Afgaande op zijn Granny Smith groene polo, welke bijna tot op zijn knieën rijkt, heeft kleding voor hem slechts een functioneel doel. Daarvoor is hij niet hier.

Vaak komt hij bij de bibliotheek. Een plek waar over de jaren heen de boeken plaatsmaakten voor koffiebar en druk-bezochte speelhoek, zoals ook op deze woensdagmiddag.

Tijd heeft hij voldoende. Eerst de Volkskrant van begin tot eind. De wereld beschouwend vanachter zijn grootglazige bril, het geluk niet erkennend dat zijn type montuur weer onverwachts in de mode is geraakt. Daarna Dagblad Trouw. De NRC.

Dank voor de dagelijkse publicaties. Wat is er gewichtiger om op je oude dag op de hoogte te zijn van wat er allemaal op de wereld gebeurt. In het perspectief van toeschouwer in al zijn passiviteit bladert hij dag in dag uit de dagbladen door. Zijn tijd zit er bijna op, maar zijn interesse in de wereld blijf onverminderd hongerig. Een theoretisch idealist. Geen puf meer om wat te veranderen. Zijn enige optie is te oordelen over het heden vanuit het verleden.

Zie je wel, ik heb het altijd al gezegd”.