Noot vooraf: kom je van 'boven de rivieren'? Lees dan hier De Patat-hardloop-paradox.

Ik ben geen geboren atleet. In 2012 begon ik met hardlopen. In die beginperiode kon ik ontzettend opzien tegen het hardlopen. De eerste 10 minuten kostten altijd het meeste moeite. Fysiek én mentaal. Eerst nog met de bemoedigende Vlaamse woorden van Evy Gruyaert met haar Start to Run programma. Daarna moest ik mezelf zien te motiveren. Maar ik zette door en hield me aan mijn schema. Blij met de eerste keer 5 kilometer non-stop. Tevreden met het eerste hardloop-evenement. Trots na de eerste halve-marathon. Maar die begindagen...

Het was alsof je wist dat je die dag nog een berg zou moeten beklimmen. Een berg waarvan je de top niet eens kon zien. Misschien komt daar de term 'ergens tegen op zien' wel vandaan.

Het uitzicht vanaf de berg

Ik ging eens bij mezelf te rade waarom ik niet wilde gaan hardlopen, maar het toch deed; ik wist dat het goed voor me was. Je wordt fitter, voelt je energieker en je bereikt wat. Om terug te komen op de berg-analogie hierboven; ik wist dat het uitzicht mooi zou zijn boven op de berg. En dat hoe vaker ik 'm zou beklimmen, hoe vaker ik het uitzicht (de beloning) zou ervaren. Misschien zou het na verloop van tijd ook wel makkelijk(er) gaan, omdat ik 'de weg' kende. En het uitzicht. Dat uitzicht kon ik in mijn gedachten voorstellen. Met andere woorden, ik wist waarvoor ik het deed.

Tijdens een van die hardlooprondjes begon ik eens na te gaan of het tegenovergestelde ook waar was. Zijn er ook dingen waar je de hele dag zin in hebt, maar waarbij resultaat tegenvalt? Het duurde niet lang om te ontdekken dat friet hier het perfecte voorbeeld is. Voor mij dan, maar wellicht herken je het in een andere 'guilty pleasure'. Soms kan je de hele dag zin hebben in friet, maar wanneer je het vette goedje dan achter de kiezen hebt voel je je me meestal niet erg prettig of heb je misschien zelfs last van buikpijn.

Foto door Michael Louie op Unsplash

De frietberg

Om mijn berg van hierboven er weer bij te halen. Het is super gemakkelijk en kost geen enkele moeite om friet te gaan eten. Dus in plaats van een berg op, glijden we nu van de berg af. Het dal in. Het is er donker en het uitzicht valt tegen.

Nu ben ik dit verschijnsel gaan omschrijven als de Friet-hardloop-paradox. Het is een mooi verhaal om mijn relatie met sport & friet duidelijk te maken. En grappig is het ook wel een beetje. Zo sprak ik er ook laatst over met Joost Pluijms, sportpsycholoog en wetenschapper. We kenden elkaar nog van de Technische Universiteit Eindhoven en sinds een tijd woont Joost bij me in de buurt. Enfin, samen gingen we op onderzoek uit naar hoe we deze 'paradox' kunnen verklaren. Ja, ik weet dat het niet echt een tegenstelling is, maar paradox klinkt toch gewoon goed ;)

Foto door Gilly op Unsplash (zin in!)

Enter Sportpsycholoog Joost

Joost: "Wat ik vooral hoor is je verstand dat ergens iets van vindt: ‘het wordt nu wel tijd om te hardlopen Bart, zou je niet eens gaan, kom op Bart, we gaan lekker een frietje eten, je hebt hard genoeg gewerkt…’. Vaak zegt je verstand iets wat begint met ‘ik moet…’ Of ‘ik mag niet…’. Ik heb mijn verstand een naam gegeven: James. James is best wel perfectionistisch en zegt meestal dat het nog niet goed genoeg is. Dat herken ik nu vaak, bijvoorbeeld voor lezingen of workshops. Vaak bedank ik James dan even en ga dan vooral doen wat ik wil doen, namelijk sporters begeleiden of een toffe team workshop neerzetten. Uiteindelijk zijn gedachten maar gedachten en gaat het er om wat je doet. Deze oefening helpt mij om te defuseren met (lastige) gedachten en gevoelens[1]”.

“In essentie gaat je friet-hardloop-verhaal ook over gedragsverandering. Omdat je al 'weet' dat iets goed of slecht voor je is. Maar in die transitieperiode verlang je nog steeds naar een reward, een beloning. Soms is dat vooraf, soms is dat achteraf.”

Positieve feedback-loop

In een wetenschappelijke studie[2] concludeerden de onderzoekers dat het belangrijk is om een positieve feedback-loop te creëren. Dus niet jezelf belonen met iets lekkers na een moeilijke taak (extrinsiek), maar zorgen dat de activiteit zélf lonend wordt (intrinsiek). Dan creëer je een zelfvoorzienende vorm van motivatie en kom je simpelweg verder.

Of zoals de Amerikaanse gedragswetenschapper Michelle Segar zegt:
Het enige dat telt bij mensen die willen gaan sporten is dat ze iets ontdekken wat ze een goede ervaring geeft. Een ervaring die ze vaker zouden willen hebben. Als je jezelf beloont na de activiteit, ga je op den duur de activiteit overslaan en begin je bij de beloning. Joost: “Ik heb die ervaring gehad met kitesurfen afgelopen jaren, ik kan nu steeds beter varen, wat op zichzelf al een kick (beloning) geeft; ik ben vervolgens ook moe, voldaan en (iets) fitter en kan er daardoor dan weer een week tegenaan. Een beloning na de activiteit is niet nodig”.

Wilskracht is ook een spier

Daarnaast is het interessant om naar wilskracht te kijken. Uit een bekend onderzoek[3] blijkt dat het moeilijk is continue weerstand te blijven bieden aan verlangens. Nadat je voor een taak veel wilskracht hebt moeten tonen of gebruiken is het veel moeilijker om dat bij een volgende taak ook weer te doen. Wilskracht wordt tegenwoordig gezien als een soort spier die je kunt uitputten. Een beperkte bron. Je kunt het trainen tot op zekere mate, maar dat kost veel tijd en moeite. Maak het jezelf dus niet te zwaar.

Natuurlijk wil dat niet zeggen dat je na het hardlopen nooit friet moet eten, maar dat het goed is om te zien dat je ook maar een mens bent. Na een lange werkdag heb je niet altijd zin om te sporten, en dan kan een bak friet best eens een goede troost zijn. Morgen weer een dag.


  1. Hendriksen, Hansen, Hvid Larsen - Mindfulness and Acceptance in Sport, 2019. ↩︎

  2. DePasque, Tricomi - Effects of Intrinsic Motivation on Feedback Processing During Learning, 2005 ↩︎

  3. Het chocolade-radijs experiment van Roy Baumeister, 1998 ↩︎